Erker, Hangende- 0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 19973e druk, sterk uitgebreid [644 blz. ISBN 90.74310.33.8]. Hierin o.a.: blz. 164 ("Erker"), 37 ("arkel": niet uit de grond opgaand, maar uitkragend), 340 ("oriel": weinig uitspringende erker, al dan niet vanuit de grond opgaand), 382 ("roepsteen, -stoel"), 426 ("spietoren"),  337-338 ("oratorium"), 43 ("Auslucht": van de grond opgaande erker), 256 ("kijkuit")

- Zwiers L., Bouwkundig Woordenboek. Eerste deel: A-K. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [685 blz. ISBN -]. Hierin "Arkel, tegenwoordig meer bekend onder den Duitschen naam Erker": blz. 48, 49 (opmerking: uit de beschrijving en tekening blijkt dat uitsluitend een hangende erker bedoeld wordt)

- Mulzer, Erich, Nürnberger Erker und Chörlein. Ihr Wesen und ihre Entwicklung dargestellt an den noch vorhandenen Beispielen. Nürnberg (Spindler), 1965 [274 blz. ISBN -]. (Betreft dakkapellen, dakvensters, Vlaamse gevels, hangende erkers, arkenelen en kapel-erkers)

- Koot, Nico, Erkers en balkons in Utrecht. Deel in de serie 'Steengoed', nr 20. Utrecht (Utrechts Monumentenfonds), 1995. [21 blz. ISBN -].